Nieuws

Een column van Aalstenaar Niels De Rudder

Vandaag maakt de Sint in Aalst met veel toeters en bellen zijn intrede. Aan het Werfplein meert de Sintenboot aan en van daaruit trekt het gezelschap bestaande uit de Sint hoogstpersoonlijk en Zwarte Piet met paard en koets door de straten van de stad. Enkele nachten nadien, deze van 10 op 11 november, gaat de goede Sint en zijn vriend(en) -u leest het goed- langs de huizen om daar een lading van alles en nog wat door de schoorstenen te droppen.


Naar jaarlijkse traditie breekt de periode voor de datum van bepaalde feestelijkheden een hele discussie los rond bepaalde oude gewoontes ervan. Zo heeft het Sinterklaasfeest zijn Zwarte Pieten-discussie. Dan worden er opinies geschreven en worden er op sociale media heel wat beeldmateriaal met bijhorende statements gepost. Een opmerkelijk populaire die traditiegetrouw rond deze periode opduikt is 'wie onze tradities niet eert, is ons land niet weerd'.


Traditie, laten we het dus daar eens over hebben alvorens we ook in Aalst en omstreken dergelijke berichten al te gretig delen. Nu heb ik niets tegen het in stand houden van een oud gebruik maar om een traditie als stevig argument in eender welke discussieschaal te werpen moet het wel eerst één zijn natuurlijk.


In Aalst verwelkomen de kinderen immers niet Sinterklaas maar wel Sint-Maarten. We lijken hier haast vergeten dat er in oorsprong een wezenlijk verschil is tussen beide heiligen. De manier waarop we vandaag Sinte-Mette vieren berust immers maar op weinig traditie. De ziel van Sint-Maarten werd nog niet zo lang geleden aan de commerce verkocht en de geest ervan lieten we over aan de wil van de consumptiemaatschappij. We hebben Sint-Maarten op een godverlaten dag en zonder enige discussie als twee druppels water op Sinterklaas laten lijken door hem de soldatenkleren van het lijf te scheuren en hem krak dezelfde jurk aan te meten, een staf in zijn hand te duwen, een lange grijze baard aan te plakken, een mijter op zijn hoofd te posteren en Zwarte Pieten aan zijn zijde te laten flaneren. Maar waarschijnlijk zagen we er destijds hier in Aalst wel de grap van in en lieten we de goedheilig man niet op een paard maar wel op een ezel paraderen. De dag van vandaag is er jammer genoeg voor dat typisch Aalsterse anarchistisch pretje geen plaats meer. Kortom, de Sint-Maarten zoals we die nu afbeelden, herdenken en vieren, steunt historisch gezien op weinig of niets. Vandaag wordt de man geassocieerd met bergen speelgoed en dure hebbedingetjes die uit de vele speelgoedboekjes kunnen gekozen worden. Het hoeft niet te verwonderen als de kinderen van morgen het zichzelf erg gemakkelijk maken door de vrijgevige man gemakshalve Bart Smit te noemen. Dan zou het omgekeerde waar de man in zijn gehele leven voor stond, namelijk eenvoud, compleet zijn.


Martinus Van Tours, zo was te lezen op de identiteitskaart van Sinte-Mette, stond bijna aan de poorten van Amiens toen hij aan de kant van de weg een bedelaar zag liggen met niets dan vodden en lompen om het lijf. Om de stad in te kunnen, moest je in die dagen een mantel hebben. Met zijn zwaard sneed Martinus zijn mantel in twee en gaf de arme drommel daarmee een toegangskaartje tot de stad waar hij op zoek kon naar een beter leven. Het was deze daad van liefdadigheid die Martinus eeuwige roem zou schenken. We kunnen er vandaag nog veel van leren.


Om de dag van zijn begrafenis, 11 november 397, te herdenken werd het Sint- Maartensvuur aangestoken en trokken minder bedeelde kinderen van deur naar deur op zoek naar wat voedsel. Vandaar dat de gegoede burgerij er hun kinderen liever niet aan zagen deelnemen. Het gewone volk weet je. Toen betere tijden aanbraken, bleef de traditie in ere maar bedelden de kinderen naar snoepgoed in plaats van eten. Een obligatoire activiteit voor het eerste lichtfeest, zo wordt de dag nog gevierd, was het maken van een Sint-Maartenslantaarn. Die hadden de kinderen in de donkere maanden wellicht nodig om van deur tot deur te gaan. Inwoners met enkele tientallen jaren op de teller, waaronder ikzelf ondertussen behoor, hebben nog bij valavond in het geniep uit het veld van de boer een biet getrokken, de bovenkant eraf gesneden, het binnenste uitgelepeld en opgepeuzeld, er met een aardappelmesje ogen, neus en mond in de vorm van driehoeken uitgesneden, er een kaars ingezet en het kunstwerkje met ijzerdraad op een lange stok vastgesnoerd. Toen kreeg je nog geen GAS-boete voor diefstal in de brievenbus maar als straf wel een portie krioelende spoelwormpjes in de onderbroek, het gevolg van het eten van rauwe ongewassen biet.


Eigenlijk weten we hier in Aalst maar al te goed dat deze Sint de andere niet is en nooit kan zijn. Op de lagere school werd het verhaal van Sint-Maarten meermaals verteld. Het is bijna verplichte leerstof. Kan moeilijk anders natuurlijk als je weet dat er hier een scholengroep Sint Maarten heet en een nooit afgewerkte kathedraal Sint-Martinus. De heilige man is niet voor niets de patroonheilige van de stad. Maar ook in het stedelijk en gemeenschapsonderwijs wordt aan het leven van de man veel aandacht besteed. Wie eventjes diep in het geheugen wil graven, weet dat er bij het ware verhaal van Sint-Maarten nergens van Zwarte Pieten sprake is. Het bekende schilderij 'Sint-Maarten zijn mantel delend' uit de 17de eeuw van Antoon Van Dyck zal dit ook bevestigen. Kortom, van heel het staketsel waar deze traditie zou moeten op rusten, blijft geen spaander meer heel.


Wil dat nu zeggen dat we Zwarte Piet beter op de boot laten en terugsturen naar fabeltjesland ? Zwarte Piet zien we hier in Aalst, hopelijk ook elders, niet als een knecht of een slaaf van de malle grijsaard met lange baard. Geen Afrikaan die gehoorzaamt aan zijn blanke meester en de smalle schoorstenen afdaalt, dik tegen zijn goesting. En ook geen sadistische duivel die ervan geniet om kinderen met een stok te slaan om hen vervolgens in een jutte zak te steken.


Niets van dat. In Aalst is Zwarte Piet alles wat de Sint op het eerste zicht niet lijkt te zijn. Anders gezegd, ze spelen een variant op het rollenspel 'good cop, bad cop'. Beter gezegd, de twee vullen elkaar prima aan. Hij is altijd goedgemutst, gevat, grappig maar vooral relativerend. Met een knipoog en kwinkslag maakt hij kinderen duidelijk dat ze de strenge woorden van de Sint niet al te serieus moeten nemen. Maar de Sint is en blijft zijn oude vriend voor wie hij onvoorwaardelijk zorg draagt. 'Nen echte Oiljsteneer, gelek as dammen zeggen!' Wat maakt het dan uit of hij zwart ziet of niet? Ik blijf er telkens opnieuw liever een positief verhaal in zien.


En als klap op de vuurpijl, Zwarte Piet is in Aalst diegene die op het einde van de jaarmarkt in Aalst, op 11 november, met de moedige overblijvers aan een jeneverkraampje nog enkele glaasjes achterover slaat. Tot het zwart voor ieders ogen wordt. Dat laatste is alvast wel een oeroude traditie. Maar dat maken we onze kinderen dan weer liever niet wijs :-)

(Niels De Rudder)